Voorkomen

In België leven er drie soorten slangen en deze komen - anno 2019 - allen nog voor in de provincie Antwerpen, nl.
- Ringslang Natrix helvetica in Geel;
- Gladde slang Coronella austriaca in Kalmthout;
- Adder Vipera berus in Brecht, Kalmthout en Lille.

In Vlaanderen en zeker in België behoort de adder mee tot de zeldzame en bedreigde diersoorten. Het aantal populaties is sinds 1950 - en vermoedelijk ook voorheen - sterk afgenomen.

Tegenwoordig overleeft de soort enkel nog in (1) het militair domein Groot Schietveld Brecht, 1.600 ha en (2) in het Stappersven, 360 ha en deelgebied van Grenspark Kalmthoutse Heide 3.700 ha.

Hier wordt de soort goed beschermd door het niet toegankelijk zijn van beide gebieden en tevens door de grootte in oppervlakte.
De derde populatie komt voor in de Visbeekvallei te Lille, teruggedreven in kleine biotoop-restanten van resp.

13 ha en 23 ha. Hierdoor is de adder hier wel kwetsbaarder en dient hun habitat-beheer en leefgedrag zeer nauw te worden opgevolgd. Door hun migraties kunnen zij vrij vlug terecht komen in landbouwgebied en in de omliggende bungalow- & campingzones, met alle mogelijke negatieve ge-volgen vandien.

Historiek

De vroegste adderwaarneming gebeurde in 1934 te Vorselaar met nadien periodieke meldingen in Beerse, Turnhout en Lille tot 1993.
In 1994 werd de populatie echter herontdekt door Willy Mannaerts en tot heden verzamelde hij 713 adder-notities.

Joke Maes en Lea Maronde voerden in 2005 in opdracht van Natuurpunt Studie VZW en begeleidt door Robert Jooris van HYLA, hun afstudeeronderzoek uit "Initiatie addermonitoring en onderzoek naar habitatvoorkeur van adders in de gemeente Lille (België)" voor het behalen van hun Bachelor in Wildlife Management aan het Van Hall Instituut te Leeuwaerden;

Tijdens het thesisjaar in 2011 realiseerde Christoffel Bonte zijn "Beleidsondersteund onderzoek naar een relictpopulatie van de adder (Vipera berus L.) in Lille, Antwerpen" (Promotor Prof. R. Van Damme Universiteit Antwerpen).

Tijdens dit onderzoek werd ook in de omgeving navraag gedaan en kwamen we terecht bij Wiske Kaers. Zij woonde dicht bij de adderpopulatie van Vlimmeren en vertelde ons dat zij op haar trouwdag in 1960 drie adders had waargenomen.

Via haar weten we ook dat er bij Dr. Zeuntjes nog vroeger iemand zou gebeten zijn door een adder. Wij hebben de weduwe van deze dokter kunnen contacteren en vernamen dat de dochter van hun tuinman in 1952 door een adder op haar domein werd gebeten.

Zij werd met een zwelling naar het hospitaal gebracht, maar is niet overleden. Wij kregen even de toelating om het gebied te bekijken ter kennismaking, maar verdere monitoring waren niet toegestaan. Volgens haar leven er nu geen adders meer op haar domein.

Sinds 2007 wordt de populatie in de Visbeekvallei intensief opgevolgd door Willy Mannaerts en André Van Hecke met in totaal 553 adder waarnemingen tot heden.

Individuele herkenning

Bij een studie naar gedrag, leefwijze en habitatbeheer van een slangensoort, is het individualiseren noodzakelijk. In de Visbeekvallei kunnen wij elke adder herkennen via kleine schilden op de boven-zijde van de kop.

Deze configuratie is bij ieder dier verschillend. Bij elke waarneming fotograferen wij die bovenzijde van de kop (zie Foto 2) en via deze wordt dan thuis in de database via een formule opgezocht of het een nieuwe of gekende adder is.

Zopas werd op 21/05/2019 de kaap van 200 individueel herkenbare adders overschreden.

DNA onderzoek

In de Visbeekvallei werden er van 81 adders DNA gegevens verzameld:
- 1994-1995: via 19 vervellingen;
- 1996-2015: via 18 vervellingen + 43 cloacale swaps.

Dit materieel werd aan het INBO bezorgd en verwerkt door dr. Joachim Mergeay van het Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek. Het resultaat hiervan was dat de adderpopulatie in de Visbeekvallei, hoewel klein, genetisch nog niet verarmd is. Bij herstel en toename van het habitat, is er dus nog een gezonde basis aanwezig om de populatie levensvatbaar te laten aangroeien.

Succes van voortbestaan

Wanneer je geen (specifiek) beheer uitvoert voor slangen, is de populatie ten dode opgeschreven. Ons advies destijds om begin jaren 80 de bestaande adderpopulatie in het Zoerselbos overlevings-kansen te geven door kleinschalige kappingen uit te voeren, kreeg geen gehoor.

Deze populatie is dan ook volledig uitgestorven.
In de Visbeekvallei kunnen "onze adders" rekenen op een zeer gemotiveerde inzet van de Gemeente Lille en Natuur en Bos.

De man die hier alle werken coördineert is de voortrekker voor het adderbeheer, nl. boswachter Werner De Kinderen van Natuur en Bos. Dank zij hem worden er waardevolle beheersplannen uitgevoerd en bekomt hij ondersteuning van de gemeentearbeiders voor de uitvoering ervan. Nieuwe door pacht vrijgekomen gebieden, probeert hij met succes en een passend beheer in te richten als uitbreidingsgebied voor de adders.

Bij de kappingen worden er takkenbossen aangelegd (zie Foto 3), die door 80% van de adulte en subadulte gebruikt wordt als zon-, schuil- en overwinteringsplaatsen. Niet alleen zij prefereren deze gekapte bospercelen maar ook de Levendbarende hagedis, hun hoofdvoedsel.

De adders vinden hier voldoende open en zonbeschenen plekjes die onmisbaar zijn voor (1) de man-netjes om er de rijping van hun sperma te produceren en (2) voor de wijfjes die er heel de zomer hun embryo's tot ontwikkeling laten komen.