Zorg- en hulpverleners ervaren na één jaar coronacrisis nog steeds in hoge tot zeer hoge mate symptomen van chronische stress. Deze aanhoudende stress heeft een negatieve impact op hun welzijn en zou eveneens een negatieve impact kunnen hebben op de kwaliteit van de geboden zorg.

19% van de deelnemers overweegt te stoppen met het uitoefenen van hun beroep. De nood aan ondersteuning blijft dan ook hoog. Dat blijkt uit de tweede nationale 'POWER TO CARE'-enquête van Sciensano en KU Leuven, waaraan 2.530 professionelen uit de gezondheids- en welzijnssector en mantelzorgers deelnamen.

Tussen 16 maart 2021 en 26 maart 2021 vulden 2.530 zorg- en hulpverleners en mantelzorgers de tweede nationale online bevraging in die peilt naar hun mentale welzijn. De druk op degenen die actief zijn in de zorg- en welzijnssector is al hoog en neemt tijdens de COVID-19-crisis nog verder toe. Hun welzijn meten is noodzakelijk om gevolg te kunnen geven aan eventuele alarmsignalen.

Chronische en acute stress

Voor een reeks symptomen die het gevolg kunnen zijn van verhoogde druk gaven deelnemers een score van 0 (nooit) tot 10 (altijd) voor de mate waarin ze deze symptomen ervaarden in de week voor de enquête.

Sciensano analyseerde vervolgens hoeveel deelnemers een hoge score, van 7 of meer, gaven voor deze symptomen. Uit de analyse blijkt dat na één jaar COVID-19-crisis en nadat een groot deel van hen (gedeeltelijk) gevaccineerd is, heel wat zorg- en hulpverleners de effecten van chronische stress aan den lijve blijven ondervinden.

De deelnemende zorg- en welzijnsmedewerkers rapporteerden in maart 2021 de volgende symptomen, die het gevolg zijn van chronische stress, als sterk tot zeer sterk aanwezig (dus een score van 7 of hoger):

zich vermoeid voelen (59% van de deelnemers)
onder druk staan (51% van de deelnemers)
zichzelf niet voldoende kunnen ontspannen (47% van de deelnemers)
slaaptekort (38% van de deelnemers)
concentratiestoornissen (28% van de deelnemers).

Deze bevindingen inzake chronische stress komen grotendeels overeen met de eerste 'POWER TO CARE'-enquête in december 2020. Ook het voorkomen van lichamelijke klachten die verband houden met chronische stress blijft alarmerend hoog in maart 2021:

spier- en gewrichtspijn (36% van de deelnemers)
hoofdpijn (29% van de deelnemers)
maagproblemen (17% van de deelnemers).

De hoge mate waarin de symptomen gelinkt aan chronische stress aanwezig zijn, zowel bij de bevraagde zorg- en hulpverleners van maart 2021 als bij die van december 2020, zou een negatieve impact kunnen hebben op de kwaliteit van de geboden zorg.

Ook de volgende symptomen die verband houden met acute stress waren bij de deelnemers in maart 2021 sterk tot zeer sterk aanwezig:

hyperalert en verhoogd waakzaam zijn (32% van de deelnemers in maart 2021, 38% in december 2020)

gevoelens van angst (17% van de deelnemers in maart 2021, 27% in december 2020).

Beide symptomen van acute stress, en 'gevoelens van angst' in het bijzonder, werden minder gerapporteerd door de respondenten van maart 2021 dan door de respondenten die in december 2020 deelnamen. Het feit dat een groot deel van de professionele zorg- en hulpverleners (gedeeltelijk) gevaccineerd was in maart 2021 is wellicht een verklaring voor dit verschil.

19% van de deelnemers overweegt om te stoppen

Ook op professioneel vlak laat de COVID-19-crisis zijn sporen na bij zorg- en hulpverleners. In december 2020 overwoog 22% om te stoppen met het uitoefenen van hun beroep, tegenover 10% vóór de COVID-19-crisis.

In maart 2021 overwoog 19% van zorg- en hulpverlener om te stoppen. 22% van de bevraagden had het 'gevoel er alleen voor te staan', slechts 56% rapporteerde het gevoel deel uit te maken van een team.

Opvallend is dat ook één jaar na de crisis amper 36% van de deelnemers zegt dat ze 'voldoende steun en begeleiding' kunnen vragen.

De COVID-19-crisis leidt dus ook tot een verhoogd risico op uitstroom.

Nood aan ondersteuning blijft hoog

De mate van ondersteuning die zorg- en hulpverleners krijgen is een belangrijke beschermende factor tegen de gevolgen van het blootstaan aan acute en chronische stress. Over ondersteuning leren we uit de bevraging in maart 2021 het volgende:

Ruim 60% van de zorg- en hulpverleners deelde in de week voor de enquête zijn gedachten en emoties met zijn/haar partner, de directe collega's en vrienden en naasten en was tevreden over die interactie.

Slechts 34% van de zorg- en hulpverleners deelde zijn gedachten en emoties met zijn/haar leidinggevende.

Slechts een kleine minderheid deed een beroep op de eigen huisarts (9%) of op een psycholoog of een andere professionele ondersteuner (7%).

Bijna de helft van de zorg- en hulpverleners geeft aan in de toekomst zeker of waarschijnlijk nood te hebben aan steun van zijn/haar leidinggevende. Bijna 1 op 4 wil hiervoor zeker of waarschijnlijk een beroep doen op een psycholoog of andere professionele ondersteuner en bijna 1 op 5 op de eigen huisarts.

Ook bij de respondenten in december 2020 was er een gelijkaardige nood aan toekomstige ondersteuning door de leidinggevende of door een professionele psychosociale hulpverlener.

Het feit dat zorg- en hulpverleners al een jaar blootstaan aan chronische stress, heeft een negatieve impact op hun welzijn en mogelijks dus ook op de kwaliteit van de geboden zorg. De nood aan ondersteuning van zorgverstrekkers en hulpverleners binnen en buiten de eigen arbeidscontext blijft dus hoog.