Onderzoekers aan de hogeschool UCLL hebben ze zich gebogen over de kwaliteit van het frituurvet in onze frietketels. Wat blijkt: in 1 op de 5 huishoudens is het vet niet goed genoeg om in te bakken. Vooral omdat we het te lang gebruiken, of omdat we te heet bakken.
Hoe moet het dan wel?
Onze Belgische 'frietkoten' krijgen regelmatig de voedselinspectie over de vloer. En ook in restaurants wordt het frituurvet op regelmatige basis gecontroleerd. Maar hoe zit het met de kwaliteit van het frituurvet in het gemiddelde Belgische huishouden? Dat kan beter, zo blijkt uit een onderzoek aan de UCLL.
Bij meer dan 100 gezinnen werd er nagegaan of de Belgen ook thuis de normen halen. Maar de resultaten vielen tegen:
Het grootste probleem blijkt de temperatuur: die mag maximaal 175° C zijn. Anders wordt er tijdens het verhittingsproces een bepaald soort vetten gevormd: transvetten, en die kunnen gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
Maar de meeste huishoudens (63%) bakken op meer dan 175 °C. In 14% van de onderzochte gevallen was het frituurvet daardoor eigenlijk niet meer geschikt voor consumptie.
Ten tweede moet je het vet op tijd vervangen: na maximaal tien keer bakken is het aan vervanging toe. Ook dat gebeurt lang niet overal: 20 procent van de onderzochte huishoudens gebruikte te vaak hetzelfde frituurvet, waardoor de voeding bij de laatste bakbeurt blootgesteld werd aan schadelijke stoffen. (VRTNWS)