Een delegatie van het DVI-team (Disaster Victim Identification) van de Federale Gerechtelijke Politie wordt ter beschikking gesteld om oorlogsmisdaden in Oekraïne te onderzoeken.

Dat heeft vice-eersteminister en minister van Justitie Vincent Van Quickenborne woensdag bepleit op het kernkabinet met een principeakkoord tot gevolg. Vandaag werden de gemaakte afspraken met minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden en de geïntegreerde politie verder verfijnd en bekrachtigd.

Het DVI-team bestaat uit forensische experts die zijn opgeleid om de identiteit te achterhalen van moeilijk te identificeren slachtoffers, onder meer in rampgebieden of op moeilijk begaanbare terreinen.

De experts hebben tevens de kennis om verwondingen af te toetsen aan het al dan niet plegen van oorlogsmisdaden.

Het belang van het werk dat het DVI-team verricht, bleek vorig jaar nogmaals na de verwoestende overstromingen in Wallonië. Toen werd het team samen met de Cel Vermiste Personen ingeschakeld om vermisten te zoeken en gevonden lichamen te identificeren.

Dat gebeurt aan de hand van DNA, vingerafdrukken en gebit. In ons land bestaat het DVI-team uit een vaste kern 6 mensen ondersteund door een poule van 130 mensen binnen de federale politie met de nodige expertise.

Daarbij onderzoekt men het stoffelijke overschot en verzamelt men ook gegevens bij familie, huisarts of tandarts die kunnen helpen bij de identificatie. Dat kan gaan om bijvoorbeeld tatoeages, protheses, moedervlekken, littekens en andere aanknopingspunten.

Veiligheid en vrijwilligheid

Zowel hoofdaanklager Khan van het Internationaal Strafhof als de Oekraïense overheid stelden de vraag aan de Europese partners om expertise ter beschikking te stellen.

Als antwoord daarop wil België het DVI-team inschakelen. De modaliteiten heeft vice-eersteminister en minister van Justitie Van Quickenborne samen met minister van Binnenlandse Zaken Verlinden vastgelegd in overleg met de geïntegreerde politie.

Er worden mensen van het DVI-team ingezet op voorwaarde dat hun veiligheid gegarandeerd is en op basis van vrijwillige deelname.

Team van verschillende personen

Het kan gaan om een team van verschillende mensen. DVI-onderzoekers kunnen vergezeld worden van onder meer mensen van de technische en wetenschappelijke politie, psychologen van het stressteam van de federale politie, wetsdokters, tandexperts, antropologen en ontmijners.

Het DVI-team, dat eerder al samenwerkte met de Nederlandse collega's in Oekraïne naar aanleiding van het neergestorte passagiersvliegtuig MH-17, beschikt over heel wat relevante ervaring.

In overleg met de Europese bondgenoten zal nu nagegaan worden hoe de forensische experts het best ingezet kunnen worden en in welk samenwerkingsverband.

Tal van missies in het verleden

Het DVI-team bestaat al sinds 1986 en is onderdeel van de Federale Gerechtelijke Politie. Het team werd opgericht ter identificatie van dodelijke slachtoffers tijdens grote rampen.

De eerste interventie vond plaats na het zinken van de Herald of Free Enterprise voor de kust van Zeebrugge in 1987. Sinds eind jaren '90 specialiseerde het DVI-team zich ook in opsporingstechnieken om verborgen lichamen te lokaliseren, vooral in moordonderzoeken.

Dit was noodzakelijk naar aanleiding van de zaak Dutroux en bijhorende opgravingen.

De leden van het DVI-team gingen onder meer op missie in Kosovo in 1999 en 2000 om slachtoffers in massagraven te identificeren. Bij de zeebeving en tsunami in de Indische Oceaan in 2004 werd het DVI-team naar Thailand gestuurd.

In 2014, na de vliegramp met de in Oekraïne neergehaalde MH-17, leverde het team bijstand aan de Nederlandse collega's die gerepatrieerde slachtoffers identificeerden. In 2016 werd het DVI-team voor het eerst ingeschakeld naar aanleiding van terrorisme, met name de drieste aanslagen in Brussel. Uit het jaarverslag van 2021 blijkt dat het DVI-team in 2020 149 keer werd opgeroepen waarbij het 93 keer tot identificatie kwam.

Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Justitie: "We weten allemaal dat de vervolging en berechting van verantwoordelijken van oorlogsmisdaden niet evident is. Maar ons land is het aan zichzelf verplicht om oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid te onderzoeken in Oekraïne.

De internationale gemeenschap is er in het verleden in geslaagd om monsters als Karadzic, Mladic en Milosevic te vervolgen. Ook presidenten als Charles Taylor van Liberia en Omar Al-Bashir van Soedan hebben hun straf niet kunnen ontlopen. Laat ons daarom vastberaden zijn en de beulen van Bucha en de monsters van Marioepol zoeken, vinden en voor de rechter brengen."

Annelies Verlinden, minister van Binnenlandse Zaken: "Na de overstromingen van afgelopen zomer sprak ik met medewerkers van het DVI-team. Hoewel ze altijd in moeilijke omstandigheden moeten werken, is hun professionaliteit uitmuntend en internationaal erkend.

Ik ben ervan overtuigd dat het Belgische DVI-team het beste antwoord op de Oekraïense vraag naar expertise is. De beelden uit o.a. Marioepol en Bucha staan op ons netvlies gebrand.

We moeten er alles aan doen opdat deze gruweldaden niet ongestraft blijven.

Ik bedank de Federale Politie en in het bijzonder de leden van DVI om snel te kunnen ingaan op deze vraag. Ik wens hen veel succes met deze delicate opdracht."