Column journalist Bart Obbels 'Vanuit het duivennest… Van Aert en De Bult spreken.'  'Vermits het zondag ietwat te koud was om buiten te vertoeven, verkoos ik me luilekker in de zetel voor het tv-scherm te nestelen om Parijs–Roubaix van start tot aankomst te volgen. Een eerste ontgoocheling volgde toen Kristoff moest afhaken na een reeks leeggelopen tubes omdat ik hem als winnaar had aangeduid op mijn pronostiek in stamkroeg het Toreke.

Een tweede ontgoocheling overviel me honderd kilometer verder toen Wout Van Aert de man met de hamer niet kon ontwijken en nummer twee in mijn pronostiek dus niet meer klopte. Maar, wat ik tussendoor van streekgenoot Van Aert zag, was zoveel meer waard dan het winnen van de geldpot. Mechanische pech, vallen en weer opstaan om heel de bende voorbij te razen en mee te gaan aanvallen.
Dat heeft een emotioneel effect op mij en dan zou ik deze column volledig moeten vullen met lovende woorden voor Van Aert. Ik beperk me evenwel met te duiden dat Herentals naast een keizer in de wielersport er inmiddels een prins bij heeft en spreekt de hoop uit dat hij ooit de troon kan overnemen.
Waar ik wel bij wil stilstaan, is het gegeven dat Van Aert en ook Gilbert natuurlijk, nog eens een brokje vreugde en blijdschap op het tv-scherm kleefden en dat doet een mens deugd. Zeg nu zelf, als trouwe kijker van nieuws- en duidingsprogramma is het heel de week overwegend niets anders dan doffe ellende.

Van het bedorven Soedan tot de supportersgrillen van Anderlecht-fans om alleen maar twee uitersten in de golf van waanzin te bestempelen. Ik vraag me dan in momenten van bezinning af of betrokken personen voor het slapengaan zich nooit de vraag stellen: "Potverdorie, wat heb ik nu gedaan?" Ongetwijfeld, al is het maar bij een deel onder hen, moet het geweten vroeg of laat knagen, toch.
Spontaan leg ik de link met het gedicht van Willem Elsschot: 'De Bult spreekt'. Sta me toe voor diegenen die het meesterwerk niet kennen wat info neer te schrijven. Deze verzen van Elsschot gaan over een bultenaar, je weet wel een man met een onderhuidse knobbel op een van de schouders. We kennen allemaal de bultenaar van de Notre Dame in Parijs.

Elsschot beschrijft het minderwaardigheidscomplex van de bultenaar in de eerste twee strofen als volgt:

'Hier is de bult, de rammelkast,

de knobbelvent, de leuke gast,

de dwerg die 't hoofd omhoog moet steken

als hij zijn zonen toe wil spreken.

De knotwilg met den gekken stam,

waar boven op een reuzenzwam

genesteld is voor al mijn dagen

en die geen mensch er af kan jagen.'

Poëtische verzen van een bultenaar die zichzelf beschrijft, maar de essentie en de reden waarom ik dit gedicht aanhaal, ligt in de laatste twee strofen. Lees mee:

'Gij die reeds alles hebt misdaan

wat doembaar is in één bestaan;

gij kerels met uw zwart geweten,
die slapen kunt noch rustig eten

en schichtig door het donker waart:

komt op, geeft hier wat u bezwaart,

ik zal het torsen zonder klagen

als gij zoo lang dat ding wilt dragen.'

Kortom de bultenaar wil het gekwelde geweten van iedere zondaar ruilen voor de bult op zijn schouder. Dit voorstel duidt vooral op mentale kwelling die ongetwijfeld weegt op mensen met zulk een lichamelijke afwijking. En dan bekijk ik heel die miserie plots vanuit de andere richting en vraag me af of diegenen met een slecht geweten niet graag zouden ingaan op de uitnodiging van de bultenaar om wat hen psychisch kwelt, te ruilen voor die knobbel. Geen nachtmerries meer over grote of kleine misdaden waar ze spijt over hebben, maar wel die bult.

Poëzie en zijn invulling blijft de taal van dagdromers, dat weet ook ik wel, maar dan zie ik in mijn verbeelding diegenen die hun geweten ruilden wel lopen in de massa. Als ik voor me kijk, hier en daar een persoon met een bochel op zijn rug. Achterom over mijn schouder kijken, doe ik niet. Ik zou misschien teveel gezichten herkennen of wie weet, niets zien omdat een bult het uitzicht beperkt.'

Journalist Bart Obbels/ © Nnieuws.