Sinds het begin van de COVID-19-vaccinatiecampagne volgt Sciensano het optreden van infecties die zich voordoen bij volledig gevaccineerde personen, oftewel "doorbraakinfecties", van dichtbij op.

Op een totaal van 1.421.067 volledig geïmmuniseerde personen liep slechts 0,32% (4.526) een COVID-19-infectie op. Bovendien veroorzaakte meer dan twee derde van deze doorbraakinfecties geen symptomen die lijken op die van COVID-19. Deze resultaten vormen een belangrijke aanwijzing voor de effectiviteit van de COVID-19-vaccins in België.

De vaccins tegen COVID-19 hebben bewezen dat ze een uitzonderlijk hoge werkzaamheid bieden, maar geen enkel vaccin kan 100% bescherming bieden. Het opvolgen en beschrijven van de infecties die zich voordoen bij volledig geïmmuniseerde personen, de zogenaamde "doorbraakinfecties", biedt waardevolle informatie over de effectiviteit van de vaccins.

Op 31 mei hadden meer dan 2 miljoen Belgische inwoners het volledige vaccinatieschema doorlopen. Daarvan kunnen we er 1.421.067 als volledig immuun beschouwen (Figuur 1).

Door het COVID-19-vaccinatieregister Vaccinnet+ te koppelen aan de database van de COVID-19-testresultaten, konden wetenschappers van Sciensano 4.526 doorbraakinfecties identificeren.

Dit betekent dat slechts 0,32% van de personen die als volledig immuun worden beschouwd, positief hebben getest op COVID-19. Aanvullend daarop vonden ze bijvoorbeeld in de laatste twee weken van mei 2021 slechts 652 doorbraakinfecties op een totaal van 27.979 nieuwe COVID-19-infecties.

Doorbraakinfecties vertegenwoordigen dus slechts 2,33% van alle infecties die in deze periode zijn geregistreerd. Dit toont duidelijk aan dat volledig geïmmuniseerde personen veel minder vatbaar zijn voor een COVID-19-infectie.

Informatie over symptomen was beschikbaar voor een aanzienlijk deel (74%) van de doorbraakinfecties. Daaruit blijkt dat 68,1% van de betrokkenen geen symptomen vertoonde die leken op COVID-19 op het moment dat ze gecontacteerd werden voor contactopvolging.

De meerderheid van de vastgestelde doorbraakinfecties werd toevallig ontdekt tijdens het testen op COVID-19 omwille van andere redenen dan ziekte (reizen, hoogrisicocontact, screening). Doorbraakinfecties zijn al zeldzaam en het risico op een symptomatische ziekte na vaccinatie is nog kleiner.

Doorbraakinfecties

Sinds 5 mei 2021 worden laboratoria automatisch ingelicht wanneer een positief COVID-19-staal een mogelijke doorbraakinfectie is. Die stalen kunnen daarom verzonden worden naar het Belgische referentielaboratorium voor COVID-19 (UZ Leuven) om de betrokken virusvariant te identificeren.

Tot dusver is er alleen informatie beschikbaar over 356 doorbraakinfecties, waarvan de meerderheid veroorzaakt werd door de alfa-variant (Britse B.1.1.7; 86,1%), gevolgd door de bèta-variant (Braziliaanse P.1; 6,2%) en de gamma-variant (Zuid-Afrikaanse B.1.351; 3,6%). Deze resultaten weerspiegelen de algemene verspreiding van de varianten in ons land.

Sciensano volgt doorbraakinfecties verder van nabij op en voert bijkomende analyses uit om de risicofactoren van deze infecties te identificeren. Het gaat dan onder meer om volgende vragen:

Komen doorbraakinfecties vaker voor bij bepaalde bevolkingsgroepen?
Verschillen doorbraakinfecties naargelang het type toegediende vaccin of de betrokken virusvariant?

Wat is de ernst van de ziekte bij symptomatische gevallen van doorbraakinfecties en verschilt deze ten opzichte van COVID-19-infecties bij niet-gevaccineerde personen?
Tenslotte zal Sciensano ook onderzoeken of doorbraakinfecties toenemen doorheen de tijd en aan welk tempo. Dat zal waardevolle informatie over de beschermingsduur van de verschillende COVID-19-vaccins opleveren.