Op 4 mei trok Cunina-ambassadrice Nathalie Meskens met Cunina naar Haïti om er het Mamosa-Cunina huis in te huldigen en de projecten van Cunina in het Centrale Plateau van Haïti te bezoeken.Hieronder vind je haar reisverslag.

Al twee jaar lang zet ik mij in als ambassadrice voor de ngo Cunina, een kleinschalige Vlaamse organisatie die kwaliteitsvol onderwijs toegankelijk wil maken voor kansarme kinderen door middel van peterschappen en projecten. Zelf ben ik ook al jaren peetouder van een meisje op de Filipijnen.  

Cunina werkt in vijf ontwikkelingslanden: Haïti, Nepal, Brazilië, Zuid-Afrika en de Filipijnen. De afgelopen 20 jaar werden al meer dan 10.000 kinderen op de schoolbanken gezet en meer dan 40 klein- en grootschalige projecten gerealiseerd.

Net als de Cunina-ambassadeurs Sabine De Vos en Luc Appermont werd ik van in het begin nauw betrokken bij de werking van de organisatie. Zo werd me onlangs voorgesteld om mee te reizen naar partnerland Haïti om daar met eigen ogen te zien welk verschil Cunina er maakt. Ik ben ambassadrice op puur vrijwillige basis, krijg geen vergoeding en betaal ook zelf mijn reiskosten. Dat is het mooie aan Cunina: het geld wordt goed besteed.

Haïti here we come!
Op 4 mei laat ik mijn drukke leven als actrice en zangeres voor 10 dagen achter me en met een koffer vol T-shirts en ballonnen trekken we naar Haïti waar we het nieuwe Mamosa-Cunina huis zullen inhuldigen met een groot feest. Even ter herinnering: op 12 januari 2010 werd Port-au-Prince, de hoofdstad van Haïti, getroffen door de ergste natuurramp in meer dan 200 jaar. Een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter, kostte 300.000 mensenlevens, er waren tienduizenden gekwetsten en 1,5 miljoen daklozen. Maar net alsof de aardbeving een domino effect had veroorzaakt en niet veel later een volgend land trof, verdween de media-aandacht razendsnel.

Sophie Vangheel, stichter-voorzitter van Cunina, zet zich al 20 jaar in voor het Haïtiaanse volk, ondanks alle rampen en politieke tegenslagen die het land al getroffen hebben. In 1989 ontmoette Sophie pater Jan Hoet en startte ze met peterschappen en projecten in het Centrale Plateau van Haïti. Toen pater Jan in 1995 naar de hoofdstad verhuisde en Mamosa oprichtte, een onthaalhuis voor studenten, besloot ze hem te volgen en zijn project te ondersteunen.

Zoals de filosoof Nietzsche ooit schreef: "Geluk en ongeluk zijn zussen, tweelingzussen zelfs", zo was de aardbeving voor Mamosa een geluk bij een ongeluk. Toen Cunina hoorde dat het Mamosahuis door de aardbeving niet gespaard bleef, deed Sophie wat ze al jaren doet: ze riep op tot steun. Dankzij de warme reacties in Vlaanderen kon er genoeg geld ingezameld worden om een droom te verwezenlijken die pater Jan en Sophie al jaren koesterden: de aankoop van een eigen Mamosa-Cunina huis.

Maar Cunina droomt van meer, van veel meer en keert terug naar daar waar het ooit allemaal begon, naar het centrale plateau van Haïti, om er projecten op te starten die de kwaliteit van het onderwijs aldaar verbeteren. Want Cunina vindt het niet alleen belangrijk dat kinderen toegang tot onderwijs krijgen, dat onderwijs moet ook kwaliteitsvol zijn.


Port-au-Prince: eerste indruk
Op de kleine luchthaven van Port-au-Prince rolt onze bagage al snel van de band en haasten we ons naar buiten waar we meteen worden aangeklampt door taxichauffeurs en bagagedragers. De eerste indruk van Haïti voelt bijzonder Afrikaans aan: de geuren, de huizen, de kleuren, de gezellige chaos ... Oorspronkelijk werd het land bevolkt door Indianen, maar de huidige bevolking stamt voornamelijk af van Afrikanen, die als slaven naar het land werden gebracht.

Al gauw zien we tussen de zwarte menigte pater Jan staan met enkele Cuninapetekinderen. De ontvangst is bijzonder hartelijk. Er wordt gekust, twee keer, op elke wang, zoals de Fransen het ooit moeten hebben voorgedaan. Met drie giechelende meisjes achterin - niet wij, maar de Cuninapetekinderen - zet pater Jan koers naar het onthaalhuis Mamosa-Cunina.

Ik had ergens verwacht in een grote puinhoop terecht te komen. Grote delen van de stad staan echter nog recht. Later blijkt dat de ergst getroffen wijken aan de rand van de stad liggen. Vanaf de weg naar de stad zie ik vooral veel tenten en provisorische onderkomens van plastiekzeil en golfplaat of nog minder.

Op bijna alle huizen in de stad staat een stempel van het Ministerie voor Transport, Gezondheid en Communicatie. Meer dan 250.000 huizen werden geëvalueerd; 180.000 huizen zijn verwoest of beschadigd, 22% van deze huizen kregen een rode stempel en moeten afgebroken worden, 27% een gele stempel en moeten hersteld worden, 51% een groene en zijn bewoonbaar.

De stad geeft niet meteen een onveilige indruk. Ik draai mijn raampje open en snuif de sfeer op van het straatleven. Camions overladen met houtskool, voedselhulp of andere goederen rijden tuffend en puffend voorbij en stoten daarbij een zwarte walm uit. De straten liggen er heel vuil bij, ook al staan er hier en daar grote afvalcontainers. Kleurrijke volgestouwde tap taps, bont beschilderde en van bijbelteksten en spreuken voorziene taxibusjes, vrolijken het straatbeeld op, net als de kleurrijke uniformen van de kinderen die het geluk hebben om naar school te gaan. Het haar van de meisjes wordt keurig in staartjes van elkaar gescheiden met grote strikken. Kinderen die minder geluk hebben zien we ook. Bij de stoplichten verplaatsen ze met een droge doek een beetje stof van links naar rechts op de auto's, in de hoop enkele gourdes (plaatselijke munt) te kunnen bemachtigen.

Het lijkt wel of de hele stad leeft van de kleinhandel. Op iedere stoep zitten vrouwen met uitgestalde waar aan hun voeten, de gelukkigen kunnen zich tegen de brandende zon beschermen met een kleurrijke parasol. Alles wordt per stuk verkocht: sigaretten, lucifers, zeep, bouillonblokjes, kauwgum, scheermesjes, … De mannen sleutelen aan auto’s, maken meubels en poetsen schoenen, of ze verkopen lampen en batterijen.

Port-au-Prince is een stad waar ik slechts na enkele dagen kan van gaan houden. De naamskeuze "Cunina" – latijn voor "Godin van de wieg" - heeft nog nooit zoveel betekenis gehad. Je moet hier maar eens geboren worden.

Mamosa-Cunina huis: een nieuwe start
Via de Route de Delmas, de weg die de hoofdstad Port-au-Prince met Pétionville verbindt, komen we aan bij het nieuwe Mamosa-Cunina huis. Door een grote poort rijden we op de ruime binnenkoer, waar enkele studenten ons al staan op te wachten en ons warm verwelkomen. In een stad die wordt verstikt door uitlaatgassen, drukte, hitte, stank en vuil is het Mamosa-Cunina huis een oase van rust.

Het huis heeft 5 grote slaapkamers en evenveel badkamers, een salon, bureau en keuken. Aan de achterkant van het huis leidt een trap via de keuken naar de binnenkoer en een achterhuis met 3 kleinere kamers. Hier woont ook Jasmin, één van de bewoners die tijdens de aardbeving met zijn voet gekneld raakte onder het puin. Met zijn tomeloos optimisme weet hij meteen mijn hart te veroveren. Op de plaats van zijn rechter onderbeen zit nu een prothese, maar het lijkt Jasmin niet te deren. Vrolijk huppelt hij rond en tovert een glimlach op de gezichten van de studenten. Waar mogelijk steekt hij een handje toe.

Tijdens mijn verblijf in het Mamosa-Cunina huis leer ik één grote familie kennen. Melanie is de 'Mama' van het gezin, de kapitein van het schip. Haar tref je altijd aan in de keuken of op de binnenkoer waar ze groenten kuist of vlees versnijdt. Iedere dag staat ze om 4u op om voor de hele bende te koken. Ze kijkt erop toe dat je niet aan tafel bijschuift zonder eerst je handen te wassen.

Pater Jan is de 'Vader' van het gezin. Met een zachte, maar strenge hand zorgt hij voor een respectvolle, warme en ongedwongen sfeer in huis. Geen moeite is hem te veel.

Momenteel verblijven er 19 studenten, tussen 16 jaar en 29 jaar, in het onthaalhuis dat ook de draaischijf is voor de Cuninapeterschappen. In totaal werden er door de jaren heen al meer dan 50 studenten opgevangen. De steun van Cunina blijft er hard nodig, want het onderwijs in de hoofdstad is peperduur. Dankzij de individuele peterschappen kunnen de kinderen toch dagelijks naar school.

Yasmina, 18 jaar, is één van de Cuninapetekinderen. Haar moeder woont in een tentenkamp in Port-au-Prince en werkt in een fabriek, maar verdient amper genoeg om haar gezin te onderhouden, laat staan om het schoolgeld voor haar vier kinderen te betalen. Haar vader heeft ze nooit gekend. Zoals de meeste kinderen in Haïti werd Yasmina al heel jong in de steek gelaten. Dankzij de steun van haar Cuninapeetouders krijgt ze toch de kans om haar droom te verwezenlijken: geneeskunde studeren.

De avond voor het grote feest verandert het onthaalhuis in een beautysalon. De meisjes vlechten elkaars haar of leggen krulspelden in en lakken elkaars nagels. Dansjes worden een laatste keer geoefend. 's Morgens is iedereen vroeg uit de veren voor de grote dag. Er zijn meer dan 120 feestvierders, waaronder alle Cuninapetekinderen die elk een T-shirt en ballon krijgen. Het wordt een groot feest met muziek, dansnummertjes en een heerlijke maaltijd. Een onvergetelijke dag voor de kinderen.

Kwaliteitsvol onderwijs
Wanneer we na enkele dagen naar het binnenland rijden ben ik blij dat ik de drukte van de stad achter me kan laten. Via een bergachtig, ruw en onvruchtbaar landschap komen we aan in het Centrale Plateau van Haïti. Cunina werkt er samen met vier scholen die een Creools programma aanbieden. In tegenstelling tot de meerderheid van de scholen wordt er niet in het Frans lesgegeven, de taal van de ‘Elite’, maar in het Creools: de moedertaal van praktisch de hele bevolking. De filosofie hierachter is dat een kind zich eerst moet kunnen ontwikkelen in zijn moedertaal vooraleer het een andere taal kan aanleren. Pater Jan was jaren één van de pleitbezorgers van het Creools programma.

We bezoeken twee katholieke scholen in de dorpen La Victoire en Mombin Crochu waar Cunina 80 kinderen steunt door middel van het Cuninapeterschap.

De ontvangst is hartverwarmend. De kinderen hebben dansjes en toneeltjes ingestudeerd en zijn prachtig uitgedost in hun schooluniform. Enkele meisjes dragen hun moeders schoenen. De pastoor in La Victoire spreekt ontroerende woorden: “Wat mij vandaag raakt zijn niet het feest of de cadeautjes.

Wat mij raakt is dat Cunina geen schrik heeft van aardbevingen, cholera, armoede of slechte wegen en hier is om ons te helpen. Geld is belangrijk, maar nog belangrijker is dat dit gaat van hart naar hart, hand in hand. De aanwezigheid van Cunina is meer waard dan 1 miljoen dollar. Duizend maal bedankt!”

Hier zal Cunina ieder jaar starten met nieuwe peterschappen, zodat nog meer kinderen de kans krijgen op onderwijs. Zij worden objectief geselecteerd door de vrouwen van het ‘Komite Kiyè Bwa’: het comité van de houten lepels. Een beeldspraak omdat de vrouwen net als houten lepels bestand zijn tegen hitte; tegen druk van buitenaf, tegen jaloezie en gekonkelfoes.

Na de katholieke scholen bezoeken we ook twee protestantse schooltjes. Alhoewel, ik durf het amper schooltjes te noemen. In enkele bouwvallige lokalen zitten twee tot drie klassen samengepropt in één ruimte, soms enkel van elkaar gescheiden door een schoolbord, soms gewoon met het gezicht in de andere richting gedraaid. In de schoolborden zitten grote gaten, van de schoolbanken blijven amper nog enkele repen hout over. Eén van de schooldirecteuren vertelt ons dat er al eens een muur naar beneden kwam toen één van de leerkrachten les gaf. Als het droog weer is zitten de kinderen in het stof en als het regent in het slijk.

Naast de twee scholen liggen al twee hoopjes stenen. Die hebben de ouders meegebracht en ze zullen de fundering vormen van twee nieuwe scholen die Cunina zal bouwen. Heel de gemeenschap draagt letterlijk zijn steentje bij.

Ieder jaar zal Cunina twee nieuwe klaslokalen bouwen tot er twee volwaardige scholen staan. Daarnaast zal er gestart worden met nieuwe peterschappen en zullen er ook leerkrachten opgeleid worden, want naast goede infrastructuur zijn goed opgeleide lesgevers noodzakelijk om kwaliteitsvol onderwijs te kunnen aanbieden.

Wanneer ik de draad van mijn leven in België terug oppik, denk ik nog vaak aan de immense trots en kracht van de Haïtianen. “Nap degaje”, zeggen ze: we redden ons wel weer. Sterk en buigzaam als bamboe staan ze na iedere tegenslag weer op. Het Haïtiaanse volk heeft mijn hart veroverd. Ik hoop nu op mijn beurt u te kunnen overtuigen om ook uw steentje bij te dragen. Want ik heb het met eigen ogen kunnen zien; Cunina maakt in Haïti een wereld van verschil!

Bouw samen met Cunina een nieuwe school: http://www.cunina.org 
Nathalie Meskens