Gemeentelijke omgevingsdiensten ervaren sterke werkdruk
Vlaamse gemeentelijke omgevingsambtenaren ervaren hun werkdruk als te hoog, met als gevolg uitval, vertrek en verloop.
Heel wat gemeenten moeten dan ook noodgedwongen een beroep doen op externen voor het behalen van vergunningstermijnen of om met crisissituaties om te gaan. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Gent in opdracht van het Departement Omgeving.
Voor het onderzoek werden de gemeentelijke omgevingsambtenaren-en diensten in de 300 Vlaamse gemeenten bevraagd.
Minister van Omgeving Demir: “Voor veel lokale besturen zal dit heel herkenbaar klinken. Zeker wanneer juridische houvasten zoals het stikstofdecreet ontbreken, is het voor gemeentelijke omgevingsdiensten niet evident om hun werk te doen. Kleine lokale besturen voelen dat sterker dan grotere, blijkt uit de studie. Er is wellicht geen eenvoudige ‘silver bullet’-oplossing voor deze complexe problematiek, maar met de nakende vereenvoudiging van omgevingsprocedures, milieueffectenrapportage en het stikstofdecreet krijgen omgevingsdiensten weldra alvast iets meer ademruimte. Het is zaak om samen met de lokale besturen te bekijken welke inspanningen er nog kunnen gebeuren, ook lokaal. Want de druk vanuit gemeenschappen op hen en de verwachtingen van hen wegen ook door ”.
Hoge werkdruk
Voor het onderzoek werden zowel omgevingsdiensten (collectief) als individuele omgevingsambtenaren bevraagd. Uit 70 procent van de 300 gemeenten kwam antwoord.
Daaruit blijkt dat een grote meerderheid van de gemeentelijke omgevingsambtenaren (94,2%) de werkdruk vaak, zeer vaak of altijd te hoog vindt. Lokale omgevingsdiensten en gemeentelijke omgevingsambtenaren lijken dus onder toenemende druk te staan. Anderzijds ervaart 8 op de 10 gemeentelijke omgevingsambtenaren een grote werkvoldoening.
De omgevingsambtenaren zelf verklaren de hoge werkdruk in de eerste plaats door de toegenomen complexiteit van de dossiers en de regelgeving, de druk van buitenaf (professionele klanten, burgers en toegenomen verwachtingen) alsook door het hoge aantal te verwerken dossiers en het personeelsgebrek. De relatie met het politieke bestuur is voor ruim de helft een bron van stress. Vooral onduidelijkheid in rolverdeling en verantwoordelijkheid kan daarin een rol spelen.
Uitstroom en niet-ingevulde vacatures
Bijna de helft van de omgevingsdiensten stelt de afgelopen jaren met veel uitstroom te zijn geconfronteerd (48,9%). Deze tendens lijkt gepaard te gaan met een groot aantal niet-ingevulde vacatures. In toenemende mate wordt dan ook een beroep gedaan op externen, in hoofdzaak intercommunales en private dienstverleners. Externe capaciteit blijkt voor heel wat diensten een noodzaak voor het behalen van vergunningstermijnen of om met crisissituaties om te gaan.
Werkdruk hoger in kleine gemeenten
Opvallend is dat de schaal van de gemeenten verband houdt met de werkdruk. Kleine gemeenten (<10000 inwoners) schatten de werkdruk significant hoger in, nemen meer taken op binnen de omgevingsdienst en werken minder aan een lokale visie op ruimtelijke ordening.
De studie wijst op heel wat mogelijkheden voor een meer efficiënte werking en organisatie, zoals het samenwerken tussen gemeenten. Maar de basisconditie blijft wel dat de omgevingsdienst voldoende is bestaft en uitgerust om met de hoge complexiteit van dossiers te kunnen omgaan.'