De totale nucleaire kostprijs voor de ontmanteling van de kerncentrales wordt op dit moment in ons land geraamd op 15,10 miljard euro.
Dat bleek maandag bij de voorstelling van het 4e inventarisrapport (2013-2017) van de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen (Niras). Het gaat om een stijging met 25 procent in vergelijking met de vorige inventaris, toen de nucleaire kosten werden geschat op 12,08 miljard euro.
De toename is volgens Niras onder andere toe te schrijven aan de hogere kosten voor de ontmanteling van de kerncentrales van Doel en Tihange en voor het beheer van het radioactieve afval zelf.
Ook de stijging van de hoeveelheid verbruikte splijtstoffen speelt een rol. Die toename stemt echter overeen met de bijkomende exploitatiejaren van de kern centrales, merkt Niras op.
Opmerkelijk is dat amper zeventien van de 608 in het repertorium opgenomen sites verantwoordelijk zijn voor 99,6 procent van de 15,10 miljard euro. Het gaat om de negen sites van klasse 1 (waaronder de sites van Tihange, Doel en Belgoprocess), zeven sites van klasse 2 en één besmette site, de stortplaats D1 van Umicore, in Olen.
De vijfjaarlijkse inventaris en raming van de nucleaire kostprijs dient als financiële oefening. Bedoeling is om een beeld te schetsen van het totale kostenplaatje van een eventuele ontmanteling van alle installaties.
Het gaat dan zowel om uitgaven voor bijvoorbeeld het vervoer, de verwerking en de berging van het radioactieve afval, als om de kosten die de ontmantelingsoperaties zelf en het beheer van de kerntechnische materialen met zich meebrengen.
De filosofie die hier achter steekt, is dat de installaties ooit gedeclasseerd zullen worden. Als het zover komt is het belangrijk dat de beheerders van de nucleaire sites voldoende geld opzij hebben gezet voor de operatie zodat die kost niet door de gemeenschap moet worden gedragen.
Volgens het rapport ligt de theoretische dekkingsgraad van de nucleaire kosten in België intussen op 99 procent. Het aandeel van de geraamde nucleaire kosten die niet gedekt zijn door provisies, bedraagt hiermee rond de 110 miljoen euro.
Niras wijst er wel op dat het gaat om een eerder optimistische visie: bij het opmaken van de inventaris werden namelijk verschillende risico's geïdentificeerd die moeilijk te kwantificeren zijn en bijgevolg niet werden opgenomen in de evaluatie. (belga)