Justitie : "Onderzoek naar seksueel misbruik en schuldig verzuim binnen de Kerk"
"Seksueel misbruik is een zware en ondraaglijke traumatische ervaring voor de slachtoffers. De reportages die onlangs op de VRT Canvas 'Godvergeten' zijn uitgezonden, herinneren ons daar aan op pijnlijke en ondraaglijke wijze", zegt Eric Van Duyse, communicatiedirecteur van het Federaal Parket.
"Sinds 2010 heeft het openbaar ministerie, met inachtneming van zijn plicht tot objectiviteit, een reeks procedures ingevoerd om ervoor te zorgen dat slachtoffers zich gehoord en gesteund voelen.
In 2010 werd in het gerechtelijk arrondissement een onderzoek geopend lastens Brugge bisschop Roger Vangheluwe. Op 20 juni 2010 werd vervolgens een reeks huiszoekingen bevolen door een Brusselse onderzoeksrechter in het kader van het zogenaamde dossier ‘Kelk’, met name in het aartsbisdom Mechelen.
Naar aanleiding van deze gebeurtenissen vroeg het College van procureurs-generaal in september 2010 aan het federaal parket om een coördinerende taak op te nemen met betrekking tot de toevloed aan klachten aangaande seksueel misbruik binnen de kerk."
619 dossiers misbruik binnen de Kerk
"Sindsdien heeft het federaal parket deze taak op zich genomen, enerzijds door te fungeren als centraal aanspreekpunt voor alle lokale parketten en anderzijds door een laagdrempelige toegang te verzekeren voor alle slachtoffers. Het federaal parket kwam sedertdien coördinerend tussen in 619 dossiers.
Sedert september 2010 hebben in totaal 300 slachtoffers rechtstreeks contact gehad met een magistraat van het federaal parket. In dat kader werd hen onder meer zo goed mogelijk uitgelegd dat, in geval van overlijden van de dader, verjaring van de feiten of een eerdere strafrechtelijke beslissing over de feiten, er geen strafrechtelijke vervolging meer mogelijk zou zijn.
In het voorjaar van 2011 bleek dat een goede en efficiënte behandeling van de talrijke meldingen moeilijk was, zonder zicht te hebben op de inhoud van het gerechtelijk onderzoek ‘Kelk’, dat zelf op dat ogenblik nog in handen was van het parket van Brussel.
Met het oog op een goede rechtsbedeling besliste het federaal parket daarom op 8 maart 2011 om het dossier te federaliseren en het onderzoek verder te zetten met dezelfde onderzoeksrechter en de federale gerechtelijke politie van Brussel. Tussen augustus 2010 en december 2012 werden in het dossier ‘Kelk’ in totaal 83 klachten met burgerlijke partijstelling neergelegd.
Voor een groot aantal zedenfeiten die zich afspeelden in andere gerechtelijke arrondissementen, was de Brusselse onderzoeksrechter territoriaal niet bevoegd. Voor deze feiten werd telkens een onderzoek gevoerd door het betrokken lokale parket. In de meeste gevallen werden deze dossiers geklasseerd ingevolge verjaring of overlijden van de verdachte. In enkele gevallen werden verdachten vervolgd en veroordeeld.
In samenspraak met het College van procureurs-generaal, bleef het beleid van het federaal parket op dit gebied, en diens rol in het onderzoek naar vermeend seksueel misbruik en schuldig verzuim binnen de kerk, ongewijzigd toen het mandaat van de toenmalige federale procureur werd overgedragen aan zijn opvolger.
Het leed van de slachtoffers moet gehoord worden, ook al is in de meeste gevallen de verjaringstermijn van de aangeklaagde feiten verstreken of zijn de daders overleden, en de verontwaardiging die dit oproept is in alle opzichten heilzaam.
Justitie streeft voortdurend naar verbetering en in dit opzicht heeft de ervaring van de gesprekken met slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk het openbaar ministerie geholpen om zijn aanpak en begeleiding van andere slachtoffers van heel ernstige feiten, die zich sindsdien helaas hebben voorgedaan, te verbeteren.
Het is echter niet minder belangrijk voor iedereen dat de verklaringen in de verschillende televisieuitzendingen over de manier waarop Justitie deze feiten zou behandelen of nog steeds behandelt, feitelijk en juridisch correct zijn.
"Niet correcte berichtgeving in geschreven media "
"We hebben dan ook met verbazing een aantal uitspraken in verschillende media gelezen. Het is bijvoorbeeld niet correct om de eenzijdige procedures voor de opheffing van het beslag, zoals door de wetgever in het Wetboek van Strafvordering zijn voorzien, te omschrijven als ‘clandestiene zittingen om stukken te laten verdwijnen’.
We merken ook op dat bepaalde procedurele gebeurtenissen systematisch een uitlegging krijgen die niet overeenstemt met de motivering die uitdrukkelijk wordt weergegeven in de verschillende gerechtelijke beslissingen in het dossier. Deze beslissingen zijn bevestigd door verschillende rechterlijke instanties, waaronder de hoogste, die soms zelfs een grote juridische creativiteit aan de dag hebben gelegd door ondanks alles het gebruik van informatie toe te staan die soms in strijd met de wet in beslag was genomen.
Een aantal stukken, die aanvankelijk in 2010 in beslag waren genomen, moesten inderdaad worden teruggegeven op basis van procedures die waren ingeleid door de verschillende partijen die al doende nauwgezet hebben toegezien op de naleving van de geldende regels.
Zo werd de inbeslagname van bepaalde documenten die onder de diplomatieke onschendbaarheid of het medisch beroepsgeheim vielen, onwettig verklaard. Ook met betrekking tot de zaken die in juni 2010 werden gevonden in het aartsbisschoppelijk paleis te Mechelen en in de woning en het kantoor van Godfried Danneels, verklaarde de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling de huiszoekingen die tot hun inbeslagname hadden geleid, nietig.
Het Hof van Cassatie oordeelde in 2012 en 2013 dat deze huiszoekingen en inbeslagnames definitief nietig werden verklaard door de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling, maar het was echter ook van oordeel dat de onderzoeksdaden die steunden op deze huiszoekingen en inbeslagnames definitief regelmatig werden verklaard door de kamer van inbeschuldigingstelling.
Al de stukken die aldus door de griffie op bevel van het hof van beroep (kamer van inbeschuldigingstelling) dienden te worden teruggegeven, na een procedure op eenzijdig verzoekschrift ingediend door de raadsman van de Bisschoppenconferentie, zijn dus wel degelijk onderzocht door de onderzoekers.
De grondige analyse ervan bevindt zich in de processen-verbaal die opgenomen zijn in het onderzoeksdossier ‘Kelk’. Het is voldoende, maar ook noodzakelijk, het dossier te raadplegen om het te kunnen vaststellen.
Het federaal parket benadrukt dat het, niettegenstaande de diverse juridische obstakels, gedurende het hele onderzoek bijzondere zorg heeft besteed aan de situatie van de slachtoffers.
Deze zaak is door de handen gegaan van vele parketmagistraten en magistraten van de zetel op alle niveaus.
Tot twee keer toe, in 2015 en in 2019, heeft het federaal parket eindvorderingen opgesteld in het dossier ‘Kelk’.
In zijn vorderingen verzoekt het parket om de buitenvervolgingstelling omdatuit het onderzoek en de verschillende verklaringen is gebleken dat bepaalde verdachten reeds berecht werden voor de ten laste gelegde feiten, dat andere verdachten reeds overleden zijn, en dat nagenoeg alle andere feiten verjaard zijn (en dat was al het geval toen de zaak in 2010 werd gefederaliseerd).
Deze vorderingen beperken zich tot een juridisch-technisch standpunt van strafrechtelijke aard. Het is niet de rol van het parket om zich uit te spreken over burgerrechtelijke, ethische of deontologische kwesties."