De lerarenopleidingen van Thomas More in Mechelen en Antwerpen en PXL onderzoeken samen hoe men de overgang naar het secundair onderwijs voor het vak geschiedenis kan stroomlijnen want momenteel is het 'historisch bewustzijn' bij de kinderen die uit het lager onderwijs komen, erg divers.

Er zijn grote verschillen in voorkennis en beginniveau.

De unieke samenwerking tussen beide hogescholen heeft als doel zoveel mogelijk leerlingen de nieuwe eindtermen te laten halen, maar ook om liefde voor het vak aan te wakkeren.

Nieuwe lesmaterialen, goede praktijkvoorbeelden en specifieke expertise moeten de leraren en de kinderen daarbij helpen.

Van lager naar secundair: een grote stap

Het onderzoek kwam er vanuit de vaststelling dat er een grote kloof is tussen het lager en het secundair onderwijs op het vlak van geschiedenis. Leerlingen komen vanuit verschillende lagere scholen, andere regio's en andere koepels.

Elke leraar legt ook eigen klemtonen. Geschiedenis is in het lager onderwijs immers geen vak op zich, maar slechts één van de vele onderdelen van het vak 'wereldoriëntatie'. Er is dus een groot verschil in vooropleiding en kennis bij de leerlingen die starten in het secundair.

Henk Byls (Thomas More): 'Zo merken we bijvoorbeeld dat het lager onderwijs werkt met een tijdsband met vier periodes: prehistorie/oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijden en onze tijd.

In het secundair starten veel leerkrachten meteen met een tijdsband met zeven periodes (prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en hedendaagse tijd).

Kunnen 12-jarigen zelf die stap nemen naar die nieuwe tijdsband of hebben ze extra uitleg nodig?

Hoe ga je als leerkracht geschiedenis om met deze verscheidenheid?'

'Dat je bepaalde vaardigheden, begrippen of data minder in de vingers hebt, mag je interesse in het verleden niet in de weg staan.'

Goede praktijkvoorbeelden

Op deze en andere vragen willen Henk Byls en Joost Hansen van de lerarenopleiding Thomas More in Mechelen en Antwerpen en Els Vinckx van de lerarenopleiding PXL een antwoord bieden.

Samen met een breed georiënteerde stuurgroep (experten differentiatie, pedagogisch begeleiders, leerkrachten geschiedenis...), bundelen ze het bestaande aanbod en werken ze nieuw materiaal uit. Daarbij hoort ook een verzameling van goede praktijkvoorbeelden.

Els Vinckx (PXL): 'Er zijn al veel goede voorbeelden bij leerkrachten, maar we willen die bundelen, aanvullen en ze meer richten op die nieuwe eindtermen. We willen er zo voor zorgen dat leraren beter op hun eigen situatie kunnen inspelen.

De nieuwe eindtermen zijn ook nog maar pas uit en ze zijn vaak nog niet volledig 'verworven'.

Leerkrachten geschiedenis komen vaak maar één of twee uurtjes per week in een klas.

Het is dan erg moeilijk om in te schatten welke achtergrond leerlingen hebben en hoe je sommige leerlingen kan helpen en anderen extra kan motiveren. Er is weinig tijd en ruimte om uitgebreid met differentiatie aan de slag te gaan.'

Henk Byls (Thomas More): 'De bedoeling van ons praktijkonderzoek is dat iedereen vooruitgaat in functie van de eindtermen. En dat leerlingen bij het begin van hun secundaire school de liefde voor geschiedenis oppikken.

Dat je bepaalde vaardigheden, begrippen of data minder in de vingers hebt, mag je interesse in het verleden niet in de weg staan.'

Eindtermen halen

Een eerste product, een basislijnmeting, is nu klaar en wacht om post-corona getest te worden door enkele leerkrachten. De meting gebeurt bij het begin van het eerste middelbaar en bepaalt het startpunt van waaruit de lessen kunnen aangepakt worden.

Enerzijds geeft het resultaat van die toetsing aan hoe ver de leerling staat en anderzijds werpt het een licht op eventuele problemen.

Dat laatste is minstens even belangrijk, zodat je als leerkracht ook kan inzetten op de oorzaak: moet je basisbegrippen bijwerken of toch eerder inzetten op het begrijpen van een historische tekst?

Joost Hansen (Thomas More): 'Naast dat remediërende, willen we leerlingen ook uitdagen. Sommige leerlingen staan al verder dan anderen. Samen met leerlingen en leerkrachten willen we hiervoor materialen ontwikkelen.

Met als uiteindelijke doel dat leerlingen in de eerste graad de eindtermen halen voor geschiedenis en dat ze belangstelling hebben voor het verleden.'

Met de hulp van studenten

Het onderzoek van de twee hogescholen is een praktijkonderzoek in de brede zin van het woord. Niet alleen experts, onderzoekers en het werkveld zijn erbij betrokken.

Ook de studenten van de lerarenopleiding hebben in het onderzoek een cruciale taak. Zij ontwikkelen mee producten met als doel deze ook mee te nemen wanneer ze zelf voor de klas staan.

Els Vinckx (PXL): 'Ik heb studenten die daar echt mee bezig zijn, met dat ontwikkelen. Er is weinig op de markt en dus moeten ze op zoek naar voorbeelden in andere vakken. Die hertalen ze op hun beurt naar het vak geschiedenis.

De studenten vinden het erg boeiend dat we ze bij het onderzoek betrekken en dat ze hun resultaat meteen kunnen inzetten.'

Unieke samenwerking

De samenwerking tussen de twee hogescholen is eerder uniek. Het onderzoek valt op omdat het focust op geschiedenis in de eerste graad van het secundair onderwijs, een weinig verkend onderzoeksterrein.

De samenwerking versterkt en verbreedt ook de dialoog met het werkveld. Door samen te werken hebben we ook een veel groter bereik bij leerkrachten uit verschillende regio's en met verschillende achtergronden.

Henk Byls (Thomas More): 'Met geschiedenis bezig zijn heeft een grote waarde. Het brengt verrijking mee en persoonlijke ontwikkeling. Zeker ook voor jonge mensen, zelfs los van alle kritische zin die je daarmee ontwikkelt. Wij willen met dit onderzoek het vak geschiedenis de erkenning en de goesting geven die het verdient.'