Laatstejaarsstudenten van de Thomas More-hogeschool in Antwerpen voerden het afgelopen jaar onderzoek uit naar grensoverschrijdend gedrag in de jeugdsport. Ze ontwikkelden een Nederlandstalige versie van de internationale "Violence Towards Athletes Questionnaire" om negatieve ervaringen van jonge sporters in kaart te brengen.

De resultaten zijn onthutsend: 82% geeft aan al slachtoffer te zijn geweest van psychisch grensoverschrijdend gedrag, 55% van fysiek grensoverschrijdend gedrag en 27% van seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Ook al zijn er de afgelopen jaren enkele belangrijke stappen gezet, dit nieuwe onderzoek toont aan dat grensoverschrijdend gedrag in de jeugdsport misschien nog ruimer verspreid is dan we aanvankelijk dachten.

De vragenlijst peilde naar seksueel grensoverschrijdend gedrag, fysiek geweld, emotioneel misbruik en verwaarlozing door medesporters, trainers en ouders, steeds in de context van de sport.

De methode was vernieuwend, want voor het eerst werden niet volwassenen maar jongeren tussen de 13 en 21 jaar oud bevraagd die allemaal of tot voor kort nog in clubverband aan sport doen. 769 Vlaamse jongeren vulden de vragenlijst in.

De gemiddelde leeftijd was 16 jaar en twee derde waren jongens, van amateursporters tot leerlingen op de topsportschool. De meest beoefende sporten waren voetbal, fitness, vechtsporten en dans.

Vooral het voorkomen van psychisch grensoverschrijdend gedrag, zoals vernederen, bedreigen en overdreven negatief bekritiseren valt op. Ook het bewust negeren, uitsluiten of verwaarlozen van de jonge sporters wordt vaak gerapporteerd.

Maar liefst 64% van de jonge sporters ervoer minstens één vorm van psychisch grensoverschrijdend gedrag door een trainer, 61% door een andere sporter en 44% door een ouder in de context van de sport.

Fysiek grensoverschrijdend gedrag door een trainer werd gemeld door 41% van de jonge sporters. Zo kreeg bijvoorbeeld een kwart van alle deelnemers al eens een voorwerp naar z'n hoofd geslingerd en gaf een vijfde aan al door de trainer verplicht te zijn geweest om, tegen doktersadvies in, met een blessure verder te trainen.

Fysiek grensoverschrijdend gedrag door andere sporters wordt door 26% van de jongeren gemeld. 19% van de jongeren meldt fysiek grensoverschrijdend gedrag door een ouder. Bij sporters onderling uit fysiek geweld zich het meest in slaan en duwen tijdens training of competitie.

20% van de jonge sporters rapporteerde seksueel grensoverschrijdend gedrag door een andere sporter en 15% door een trainer.

Grove of kwetsende seksuele opmerkingen en het stellen van ongewenst seksueel gedrag in nabijheid van de sporter (bv. het imiteren van orale seks, aanstaren of nafluiten) komen daarbij het vaakst voor. 2,4% meldt seksueel betast te zijn door een trainer. 2% van de deelnemers geeft aan dat ze door een andere sporter gedwongen werd tot het stellen van seksuele handelingen.

In 2014 werden door de Universiteit Antwerpen meer dan 2000 Vlaamse volwassenen in een grote bevolkingssteekproef voor het eerst uitvoerig bevraagd over grensoverschrijdend gedrag in de sport.

Dat leverde toen verontrustend hoge cijfers op van 38% psychisch grensoverschrijdend gedrag, 13% fysiek grensoverschrijdend gedrag en 17% seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het huidig onderzoek leert ons dat, wanneer we grensoverschrijdend gedrag bij jonge sporters zelf (en niet retrospectief bij volwassenen) bevragen, de cijfers nog hoger blijken te zijn.

Wanneer we deze 'Violence Against Athletes Questionnaire' gebruiken, die grensoverschrijdend gedrag door sporters, trainers en ouders zeer gedetailleerd bevraagt, resulteert dat anno 2020 in 82% psychisch, 55% fysiek en 27% seksueel grensoverschrijdend gedrag in de context van de sport.

Door de oververtegenwoordiging van jongens in deze steekproef, kunnen deze resultaten niet zomaar veralgemeend worden naar alle Vlaamse jonge sporters. Toch zijn ze een ernstig teken aan de wand.

Vragenlijst 'En wat zou jij doen?'

Ondanks de inspanningen van de Vlaamse overheid en de Vlaamse sportfederaties op het vlak van preventie, is er duidelijk nog werk aan de winkel.

De meeste sportclubs zijn op dit moment gewoon nog onvoldoende uitgerust en opgeleid om signalen van grensoverschrijdend gedrag te detecteren en, als dat wel al gebeurt, correct in te grijpen.

Trainers kunnen daarbij een cruciale rol spelen. Om goed te begrijpen wanneer en waarom trainers wel of niet ingrijpen bij signalen van grensoverschrijdend gedrag, lanceert Thomas More vandaag het onderzoek 'En wat zou jij doen?'.

Deze online vragenlijst voor jeugdtrainers peilt naar hun gedachten, gevoelens en gedrag wanneer ze signalen van grensoverschrijdend gedrag oppikken. Bedoeling is om zicht te krijgen op wanneer ze wel of niet optreden en op wat trainers nodig hebben om correct op te treden en grensoverschrijdend gedrag in de kiem te smoren.

Thomas More gaat, samen met onder andere het Centrum Ethiek in de Sport en Sport Vlaanderen, de komende maanden aan de slag met het ontwikkelen van een interventie voor trainers en zal deze in verschillende Vlaamse sportclubs uittesten en evalueren.

Het Centrum Ethiek in de Sport benadrukt de nood aan opleiding in sportclubs:

"De voorbije jaren zijn heel wat stappen vooruitgezet, onder meer met concrete beleidsmaatregelen voor sportfederaties. Nu moeten al deze inspanningen doorsijpelen tot elke lokale sportclub.

We voelen veel goede wil en engagement bij federaties en ook sportclubs, maar er is nog meer nood aan ondersteuning op maat en bijscholing voor clubbestuurders en trainers. Deze nieuwe cijfers verstevigen onze ambitie om hier de komende jaren nog meer op in te zetten", zegt Evy Van Coppenolle, coördinator bij het Centrum Ethiek in de Sport.

Dat nieuwe inzichten rond bystanding (het fenomeen van de omstaander) een wezenlijk verschil kunnen maken, zegt Voices in Sport, een organisatie die slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport vertegenwoordigt:

"Mijn turntrainer vond het nodig om toen ik tien jaar oud was te controleren of mijn puberteit al begonnen was. In een volle sportzaal stak hij daarom ongegeneerd zijn handen in mijn turnpakje om te kijken of mijn borsten al begonnen te groeien en of ik al schaamhaar kreeg.

Ik heb het gevoel dat de andere trainers in de zaal, die er niet naast konden kijken, hadden kunnen ingrijpen. Het lijkt me zinvol om te begrijpen waarom niemand het gevoel had dat ook effectief te kunnen doen", zo zegt een slachtoffer.

Jeugdtrainers die graag meewerken aan het onderzoek, en zo meehelpen aan een veiliger sportklimaat, kunnen dat via www.enwatzoujijdoen.be.