De recreatieve sportwereld draait op geëngageerde mensen, maar momenteel is het erg moeilijk om bijvoorbeeld trainers, scheidsrechters of juryleden eerlijk te kunnen vergoeden. Dit wordt vanaf 1 januari 2018 mogelijk door het nieuwe statuut 'vrijetijdswerk' dat Vlaams minister Philippe Muyters voor de sportsector uitwerkte.
Op dit moment zijn er twee juridische kaders waarvan de sportwereld gebruik kan maken: de reguliere arbeidswetgeving en de vrijwilligerswetgeving. De praktijk stelt vast dat die twee statuten niet volstaan. De vrijwilligersvergoeding kan enkel onkosten dekken, terwijl de reguliere arbeidswetgeving te zwaar is voor de meeste sportclubs en de taken die vervuld worden.
Tussen beide stelsels gaapt een grote grijze zone, waarin vaak noodgedwongen oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van de vrijwilligersvergoeding.
Vlaams minister van Sport Philippe Muyters werkte daarom een nieuw statuut 'vrijetijdswerk' uit, een oplossing voor de sportsector zonder bijkomende administratieve lasten. Met mandaat van de Vlaamse regering heeft hij dit voorstel voorgelegd aan zijn federale collega's, die in het zomerakkoord beslisten het statuut te zullen omzetten in de praktijk. Met vrijetijdswerk zullen werknemers (minstens 4/5de) en gepensioneerden maximum 500 euro per maand onbelast kunnen bijverdienen in de non-profitsector.
Enkel niet-commerciële organisaties zullen dus beroep kunnen doen op personen die zich ten dienste stellen van derden, om concurrentie met reguliere arbeid te voorkomen. In de sportsector kan bijvoorbeeld wel een trainer vrijetijdswerk doen, maar niet een betaalde sportbeoefenaar. Vrijetijdswerk gaat van start op 1 januari 2018. (pp)